كلمات مهمة بالهولندي
Iedereen / allemaal
كل شخص / الجميع
_ kan iedereen mij verstaan
هل يستطيع الجميع فهمي
_ horen jullie mij allemaal
هل تسمعونني جميعا
________________
Iemand / niemand
ولا شخص / اي شخص
_ ik heb iemand gezien die heel aardig is
رأيت شخصا . هو لطيف جدا
_ ik ken nog helemaal niemand
أنا لا أعرف اي احد على الإطلاق
_________________
Alles / niets
ولا شئ / كل شئ
_ ik kan natuurlijk niet alles vertellen
بالتأكيد لا أستطيع اخبارك كل شئ
_ ik heb niets bijzonders gedaan
لم افعل شئ مميز
____________________
Elk(e) / ieder(e)
كل
_ ik kom elke/ iedere dag met hoofdpijn thuis
أتى كل يوم إلى المنزل مع آلام في الرأس
===========================================
Ik zou graag ….
تستخدم للرغبة أو الأمنيات
1) إذا كانت الأمنية شئ
Subject + zouden + ( graag ) + wens + willen
_ ik zou graag een nieuwe Tv willen
أود أن أشتري تلفاز جديد
2) إذا كانت الأمنية حدث
Subject + zouden + graag + willen + dat + wens ( bijzijn )
_ ik zou graag willen dat ik kan vliegen
أود لو أنني أستطيع أن اطير
=====================================
Toen
تستخدم في الزمن الماضي ب 3 حالات
________________________
1) vervolgens , daarna ( adverbium )
ظرف زمان بمعنى بعد
_ eerst keken we samen naar een film en toen gingen we naar het restaurant
أولا شاهدنا فيلم وبعدها ذهبنا إلى المطعم
________________________
2) in die tijd ( adverbium )
ظرف زمان ( سابقا , في ذاك الوقت )
_ Hij studeerde toen in Amsterdam
هو درس سابقا في أمستردام
_________________________
3) op het moment dat ( conjunctie)
عندما ( في الماضي )
_ toen jij klein was , waren er nog geen computers
عندما كنت أنت صغير . كان لا يوجد كمبيوترات بعد
في هذه الحالة تكون الجملة مع toen
هي bijzijn
اي يأتي الفعل آخر الجملة
====================================
(Hoeven niet )
moeten ( nodig zijn ) «–» hoeven niet ( niet nodig zijn )
* ik moet vandaag werken , maar morgen hoef ik niet te werken
يجب على أن اعمل اليوم ، لكن غدا لا يجب على أن اعمل
* Sara moet altijd koken ,maar vandaag hoeft zij niet te koken
سارة يجب أن تطبخ دائما ، لكن اليوم لا يجب عليها أن تطبخ
نستخدم
Hoeven + niet + te + infinitief
لا يجب عليه أن … ( ليس مضطر )
====================================
hangen , liggen , lopen , staan , zitten
نستخدم هذه الافعال للتعبير عن وضع الأشياء أو الأشخاص اثناء القيام بفعل ونضيف بعدها
te + infinitief
* De was hangt te drogen
الغسيل معلق ليجف
* Hij ligt te slapen
هو مستلقي لينام
* Hij loopt te denken
هو يمشي ليفكر
* Ze staat buiten te roken
هي واقفة خارجا لتدخن
* De studenten zitten te luisteren
الطلاب جالسون ليستمعوا
في زمن الماضي نستطيع أن نستخدم
Imperfectum
* Ze lag een boek te lezen

الجزء الاول    هنا

 الجزء الثاني هنا

الجزء الثالث  هنا

الجزء الرابع   هنا