de dokter
de dokter
de spreekkamer
de wachtzaal
de wachtkamer
het doktersbriefje
drinken
hoesten
bleek
blind
depressief
dik
dood
doof
duizelig
genezen
gespannen
pijnlijk
verkouden
vermoeid
warm
zwanger
in verwachting zijn
braken
overgeven
flauwvallen
huilen
inademen
uitademen
plassen
masseren
niezen
de blaar
opendoen
(doe je mond eens open )
slapen
slikken
snuiten
spugen
vallen
vaccineren
inenten
gebroken
gebarsten
voorschrijven
de stethoscoop
de weegschaal
de hik
de koortsblaar
de o – benen
de x – benen
de spatader
de wond
de wonde
de bloeddruk
de maagzweer
de mazelen
het verschot
het spit
de kramp
de blauwe plek
de breuk
de buil
de bult
de snee
de jeuk
de schaafwonde